|
||||||||
Zoals de titel al aangeeft, draait dit album rond de ietwat mysterieuze figuur van barones Kathleen Annie Pannonica de Koenigswarter (1913-1988) , geboren Rothschild. Als haar naam valt is de jazzmuziek daar en dan vooral de bop uit de jaren ‘ 50, het verhaal gaat dat vooral “Round Midnight” van Thelonius Monk haar belangstelling voor de jazz deed ontwaken, maar al tijdens haar verblijf als diplomate in Mexico beluisterde ze jazzplaten, daar ben ik het dus oneens met de hoestekst waar wordt verteld dat haar interesse ontstond tijdens een trip naar New York. Pannonica werd vooral geassocieerd met de dood van twee legendarische jazz muzikanten. In 1955 stierf Charlie Parker op een sofa in haar huis op Fifth Avenue en 27 jaar later stierf Thelonius Monk nadat hij zichzelf jarenlang had weggesloten in haar huis in New Jersey. Dat was natuurlijk allemaal koren op de molen voor de pers en de volksmond, zwarten en jazz werden vooral geassocieerd met alcohol en drugs en bovendien was er een complete segregatie tussen blank en zwart, wat dat betreft lijkt er in 2019 weinig verandert te zijn in de V.S. Pannonica was een soort van surrogaatvrouw voor Monk, ze zorgde voor hem samen met zijn echte vrouw Nellie. De barones betaalde zijn rekeningen, sleepte hem langs een eindeloze rij doctoren en zij liet hem en zijn familie wonen in haar huis. De “Jazz Barones” had haar vleugels over meer muzikanten uitgespreid, zoals Charlie Parker, Horace Silver, Bud Powell en Sonny Rollins. Deze muzikanten hebben om hun dank te uiten diverse composities aan haar gewijd. Enkele van deze composities zijn hier te horen op de live registratie van dit concert in de Berlin Philharmonic. De muzikanten komen uit 5 verschillende landen, leider is de Finse pianist Iiro Rantala die samen met bassist Dan Berglund uit Zweden en drummer Anton Eger uit Noorwegen de muzikale ondergrond vormt. Dan zijn er nog 3 uitstekende solisten, allereerst de Duitse altsaxofoniste Angelika Niescier, onlangs nog door mij gerecenseerd met haar uitstekende album “ New York Trio”, de oude rot in het gezelschap tenorsaxofonist Ernie Watts uit de V.S., de enige die nog met Monk heeft gespeeld en de openbaring wat mij betreft, de zangeres Charenée Wade uit New York. Je valt gelijk met je neus in de boter met het openingsnummer “Round Midnight” geschreven door Thelonius Monk en van tekst voorzien door Bernie Hanighen. Het nummer wordt vertolkt door een hele grote dame, zowel letterlijk als figuurlijk, de Afro- Amerikaanse Charenée Wade , een echte jazz zangeres met een stem vol volume, souplesse en timing. Rantala brengt geen Monk imitatie maar speelt zijn eigen spel, terecht. Het volgende nummer is “Boliviar Blues”, ik vrees dat hier een typefout is doorgeslopen tot op de hoes, want dit nummer van Monk is bekend onder de naam “Bolivar Blues”, slordig. Maar de vertolking hier is geweldig, Rantala speelt zijn eigen versie en waagt zich niet aan Monk imitaties, Angelika Niescier laat horen dat ze absoluut tot de top van de Europese jazz behoort met haar spetterende spel, Dan Berglund zet een perfecte bassolo in en dan gaan Angelica en Ernie “ouderwets” loos in een tenor-alt battle, heerlijk. “Poor Butterfly” geschreven door Raymond Hubbell geïnspireerd op Giacomo Puccini’s opera Madame Butterfly wordt hier vertolkt in de versie die Sonny Rollins het licht deed zien op zijn Blue Note album Sonny Rollins vol.2, hij droeg het op aan Pannonica. Hier is een hoofdrol weggelegd voor Ernie Watts die laat horen dat het genre van de “ouderwetse” tenorreuzen nog niet is uitgestorven, met zijn brede geluid doordrenkt van de blues steekt hij bijna Rollins naar de kroon, ook Angelika weet de juiste snaar te treffen in deze ballad, Iiro is de verbindende schakel met zijn tintelende spel en Dan Berglund geeft een strakke gestreken bassolo weg. “Nica’s Dream” is een ode aan Pannonica geschreven door Horace Silver, het nummer krijgt hier een uiterst swingende uitvoering van dit uitgelezen gezelschap waarbij vooral Iiro Rantala in zijn element is, als een vis in het water laat hij zich gaan met een waterval aan noten. “Celia” van Bud Powell is weer een ander paar mouwen, ook hier is er sprake van swingend tempo maar ook met een diepere lading zoals alles in het oeuvre van Powell, Iiro laat hier weer horen dat hij tot de absolute top behoort, adembenemend. “Little Butterfly (Pannonica)” is weer een compositie van Thelonius Monk met een tekst van Jon Hendricks. Charenée Wade geeft een warme en liefdevolle uitvoering ten beste, het wordt hoogtijd dat deze geweldige zangeres wat meer in de spotlights komt te staan. “Get it straight” van Monk sluit dit album af, de tekst is geschreven door Sally Swisher die meer Monk nummers van tekst voorzag, het nummer is vooral bekend in de uitvoering van Carmen McRae. Wade stapt in haar voetsporen met geweldige scat vocals in duel met de beide blazers, dit is echt een feest ! En dat geldt voor het hele album, deze gaat vast en zeker mijn eindejaarslijstje halen. Jan van Leersum.
|
||||||||
|
||||||||